Toelichting gebruikte termen bij kerncijfers bevolking

Totaal leeftijd

De leeftijd van een persoon op 31 december van het verslagjaar. Indien een persoon in de loop van het verslagjaar is overleden, betreft dit de leeftijd die hij op 31 december bereikt zou hebben.

Jonger dan 18 jaar

De leeftijd van een persoon op 31 december van het verslagjaar. Indien een persoon in de loop van het verslagjaar is overleden, betreft dit de leeftijd die hij op 31 december bereikt zou hebben.

18 tot 65 jaar

De leeftijd van een persoon op 31 december van het verslagjaar. Indien een persoon in de loop van het verslagjaar is overleden, betreft dit de leeftijd die hij op 31 december bereikt zou hebben.

65 tot 80 jaar

De leeftijd van een persoon op 31 december van het verslagjaar. Indien een persoon in de loop van het verslagjaar is overleden, betreft dit de leeftijd die hij op 31 december bereikt zou hebben.

80 jaar of ouder

De leeftijd van een persoon op 31 december van het verslagjaar. Indien een persoon in de loop van het verslagjaar is overleden, betreft dit de leeftijd die hij op 31 december bereikt zou hebben.

Totaal huishoudens

Particulier en institutioneel huishouden.

Eenpersoonshuishouden

Particulier huishouden bestaande uit één persoon.

Tot eenpersoonshuishoudens, ook wel alleenstaanden genoemd, worden ook personen gerekend die met anderen op eenzelfde adres wonen maar een eigen huishouding voeren. Alleenstaanden worden in alle burgerlijke staten aangetroffen; zo kunnen gehuwden na het stuklopen van hun relatie (in afwachting van een scheiding) alleen wonen.

Particulier huishouden: één of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf, dus niet-bedrijfsmatig, voorzien in de dagelijkse levensbehoeften.

Eenouderhuishouden

Particulier huishouden bestaande uit één ouder met één of meer thuiswonende kinderen. Dit huishouden kan ook een overig lid van een huishouden bevatten.

Particulier huishouden: één of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf, dus niet-bedrijfsmatig, voorzien in de dagelijkse levensbehoeften.

Thuiswonend kind: persoon ongeacht leeftijd of burgerlijke staat die een kind-ouder relatie heeft met één of twee tot het huishouden behorende ouders.  Onder thuiswonende kinderen worden ook begrepen adoptie- en stiefkinderen maar geen pleegkinderen.

Overig lid van een huishouden: persoon die anders dan als partner, ouder in een eenouderhuishouden of als thuiswonend kind deel uitmaakt van een particulier huishouden. Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan een kostganger die bij een gezin inwoont, twee broers die samen één huishouding vormen, of pleegkinderen.

Paar zonder thuiswonende kinderen

Meerpersoonshuishouden bestaande uit een paar zonder thuiswonend(e) kind(eren). Dit huishouden kan ook een overig lid van een huishouden bevatten.

Meerpersoonshuishouden: een particulier huishouden bestaande uit twee of meer personen.

Particulier huishouden: één of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf, dus niet-bedrijfsmatig, voorzien in de dagelijkse levensbehoeften.

Paar: twee op basis van huwelijk, partnerschapsregistratie of samenwoonrelatie bij elkaar behorende personen.

Thuiswonend kind: persoon ongeacht leeftijd of burgerlijke staat die een kind-ouder relatie heeft met één of twee tot het huishouden behorende ouders. Onder thuiswonende kinderen worden ook begrepen adoptie- en stiefkinderen maar geen pleegkinderen.

Overig lid van een huishouden: persoon die anders dan als partner, ouder in een eenouderhuishouden of als thuiswonend kind deel uitmaakt van een particulier huishouden. Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan een kostganger die bij een gezin inwoont, twee broers die samen één huishouding vormen, of pleegkinderen.

Paar met kind(eren)

Meerpersoonshuishouden bestaande uit een paar met (een) thuiswonend(e) kind(eren). Dit huishouden kan ook een overig lid van een huishouden bevatten.

Meerpersoonshuishouden: een particulier huishouden bestaande uit twee of meer personen.

Particulier huishouden: één of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf, dus niet-bedrijfsmatig, voorzien in de dagelijkse levensbehoeften.

Paar: twee op basis van huwelijk, partnerschapsregistratie of samenwoonrelatie bij elkaar behorende personen.

Thuiswonend kind: persoon ongeacht leeftijd of burgerlijke staat die een kind-ouder relatie heeft met één of twee tot het huishouden behorende ouders.  Onder thuiswonende kinderen worden ook begrepen adoptie- en stiefkinderen maar geen pleegkinderen.

Overig lid van een huishouden: persoon die anders dan als partner, ouder in een eenouderhuishouden of als thuiswonend kind deel uitmaakt van een particulier huishouden. Te denken valt hierbij bijvoorbeeld aan een kostganger die bij een gezin inwoont, twee broers die samen één huishouding vormen, of pleegkinderen.

Overig of institutioneel huishouden

Particulier huishouden dat uitsluitend bestaat uit overige leden of institutioneel huishouden.

Particulier huishouden: één of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf, dus niet-bedrijfsmatig, voorzien in de dagelijkse levensbehoeften.

Institutioneel huishouden: één of meer personen die samen een woonruimte bewonen en daar bedrijfsmatig worden voorzien in dagelijkse levensbehoeften. Ook de huisvesting vindt bedrijfsmatig plaats. Het gaat om instellingen zoals verpleeg-, verzorgings- en kindertehuizen, gezinsvervangende tehuizen, revalidatiecentra en penitentiaire inrichtingen, waar de personen in principe voor langere tijd (zullen) verblijven.

Overig lid van een huishouden: persoon die anders dan als partner, ouder in een eenouderhuishouden of als thuiswonend kind deel uitmaakt van een particulier huishouden.